Nieuwe LED verlichting zet de Nachtwacht in duurzaam licht
Energiebesparing
Het Rijksmuseum te Amsterdam heeft een belangrijke stap gezet in de verduurzaming van haar verlichting....
Er komt kouder weer aan en dat betekent dat er weer gesleuteld gaat worden aan verwarming- en klimaatinstallaties. De instellingen van deze installaties moeten goed aansluiten bij de werkelijke koude- en warmtebehoefte. Dit gebeurt meestal met behulp van een weersafhankelijke regeling. Die geeft aan hoeveel warmte of koude een installatie moet produceren bij welke buitentemperatuur. Door instellingen goed in te regelen is fors te besparen op energiekosten.
Even heel praktisch: Het instellen van de weersafhankelijke regeling doet u door de stooklijn in te stellen bij twee buitentemperaturen. Bijvoorbeeld bij 15℃ en 0℃. De cv-groepen op de verdeler worden als eerste ingesteld. Stel een rechte lijn in. Bijvoorbeeld 40℃ bij een buitentemperatuur van 15℃, en 70℃ bij een buitentemperatuur van 0℃. Verlaag de aanvoertemperatuur in stappen van 5℃ en controleer steeds of de temperatuur comfortabel aanvoelt. De precieze instelling is afhankelijk van het specifieke gebouw. Bovendien is het nodig de instellingen twee of drie keer opnieuw aan te passen om het optimaal en comfortabel te krijgen.
Bij meerdere cv-groepen is de groep met de hoogste temperatuur bepalend voor de ketelinstelling. Als het verschil in temperatuur groot is, condenseert de ketel bijna niet. Dit is het geval als er een boiler aangesloten is. Het verwarmen van een boiler verstoort namelijk steeds de weersafhankelijke regelingen van de radiatorgroepen. Waardoor de ketel niet condenseert. U kunt dan beter een boiler met een kleine, aparte VR-ketel verwarmen of een direct gestookte HR-boiler kopen. Laat uw installateur nagaan of de rookgassen kunnen condenseren in uw huidige installatie.
Ketel weersafhankelijk instellen
In de ideale situatie stroomt het opgewarmde cv-water direct door naar de radiatoren. De instelling van de ketel is goed als er geen cv-water over de driewegklep teruggestuurd wordt naar de ketel of als de tweewegklep niet gaat smoren. Let op: als er water wordt teruggestuurd of als de tweewegklep gaat smoren, dan is de aanvoertemperatuur te hoog.
Soms wordt de ketel voluit gezet om een gebouw snel op te warmen tot de gewenste 20℃. Grote kans dat de ketel dan niet meer condenseert en dat er door de traagheid van het systeem een warmteoverschot ontstaat. Dit kost onnodig energie. U kunt dit voorkomen door:
Stel de gewenste temperatuur getrapt in
Stel, uw kantoor gaat om 7:30 uur open maar iedereen is pas om 9:00 uur aanwezig. Dan volstaat een temperatuur van 18-19℃ om 07:30 uur. Vervolgens komen er mensen binnen waardoor de ruimte opwarmt. Want de aanwezigheid van mensen zorgt ook dat het warmer wordt. Stel om 9.00 uur, als iedereen er is, de temperatuur in op 20℃. Worden ruimten toch niet (snel genoeg) warm? Achterhaal dan de oorzaak en los deze op. Kijk of het water in de radiator doorstroomt. En check of het geïnstalleerde vermogen van de verwarming genoeg is. Een veel gemaakte fout is om de stooklijn te verstellen als de ruimte niet snel genoeg warm wordt.
Geef uw warmtepomp de tijd
Gebruikt u een warmtepomp om uw gebouw op te warmen? Houd dan rekening met de (on)mogelijkheden van de warmtepomp om het cv-water op een tijdelijk hogere temperatuur te brengen. De warmtepomp is trager dan een gasketel en heeft tijd nodig om het cv-water warm te maken.
Stel afwezigheid goed in
Controleer of het uitschakelgedrag van de installatie goed is geprogrammeerd. Zorg ervoor dat de bedrijfstijden kloppen en dat de installatie uitschakelt in weekenden en op feestdagen.
Stel uw koelbedrijf zuinig in
Voorkom gelijktijdig verwarmen en koelen. Dat kan u doen door de vrijgave van uw koelmachine op de juiste buitentemperatuur in te stellen. Dit verschilt per gebouw.
Globaal kunt u het volgende aanhouden: voor goed geïsoleerde gebouwen, vrijgave bij 10-14℃, voor slecht geïsoleerde gebouwen vrijgave bij 18℃ en hoger. Zorg ook dat de ‘dode zone’ tussen verwarm- en koelbedrijf voldoende is. Dat is minimaal 4℃ en bij goed geïsoleerde gebouwen ongeveer 6-8℃).
Om ervoor te zorgen dat de installaties regelmatig gecontroleerd worden, is het goed een verantwoordelijke aan te wijzen. Deze persoon zorgt ervoor dat de werking regelmatig gecontroleerd wordt en houdt een logboek bij waarin de aanpassingen en reden van wijzigingen staan. Bovendien is het slim als deze persoon van een installateur goede uitleg krijgt over het systeem. Hij of zij kan inventariseren wat de collega’s verwachten van de temperatuur en luchtkwaliteit. En vertellen hoe ze met het systeem moeten omgaan. Zo voorkomt u ontevredenheid, klachten en onnodige ingrepen die leiden tot een hoger energieverbruik.
Maak ook gebruik van onze andere wegwijzers voor energiebesparing >
Met dank aan RVO Nederland
Foto: Shutterstock.com, Alexander Raths