Voor de verbranding van fossiele brandstoffen is zuurstof nodig. We zien dan ook dat het zuurstofgehalte in de atmosfeer is gedaald. Voor de negentiger jaren is dit ook gemeten: CO2 is in dit decennium met 15 ppm (parts per million) gestegen, terwijl O2 (zuurstof) met 31 ppm is gedaald.
Verhouding CO2 en zuurstof
De verhouding van de daling in CO2 en O2 is dus bij benadering 1 staat tot 2. Deze verhouding is onder andere afhankelijk van wat de vegetatie aan zuurstof teruggeeft en welke fractie van uitgestoten CO2 wordt opgenomen door de oceanen. Wanneer we veronderstellen dat deze verhouding in de toekomst gelijk blijft, zal bij het verstoken van alle conventionele fossiele brandstoffen, zoals olie, gas en steenkool (geschat op 4000 Gigaton Koolstof) de toename van het atmosferisch CO2 gehalte 750 ppm bedragen, en dit wordt dan gehaald rond het jaar 2200. De zuurstofafname bedraagt dan circa 1500 ppm ofwel 0.15%. Momenteel bevat de atmosfeer zo’n 21% zuurstof.
Zware olie, teerolie en leisteenolie
Wanneer ook de niet conventionele voorraden, zoals zware olie, teerhoudende zanden en leisteenolie, daarna worden verstookt – geschat op meer dan 15000 GtC -, wordt het CO2 gehalte van de atmosfeer meer dan 4000 ppm hoger dan nu (rond het jaar 2500). Dit zou bij gelijkblijvende verhouding corresponderen met een zuurstofafname van 0.8%. Uiteraard zijn deze getallen ook afhankelijk van de snelheid waarmee fossiele brandstoffen verstookt worden. Daarom moet bovenstaande beschouwd worden als een ruwe schatting.
Ga terug naar de pagina met veelgestelde vragen over klimaatverandering >