Terugdringen grondstofgebruik: minder kopen, circulair ontwerpen en levensduurverlenging
Klimaatbeleid
Minder gebruik van grondstoffen spaart het milieu, is beter voor het klimaat en maakt ondernemers...
Het klimaat verandert. De opwarming van de aarde, aangedreven door de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2, veroorzaakt een toename van de omvang en frequentie van natuurlijke gevaren. De zeespiegel stijgt, er zijn meer overstromingen en droogteperiodes en intensere tropische stormen. Deze gevaren brengen aanzienlijke maatschappelijke kosten met zich mee. Denk aan kosten voor levensonderhoud, gezondheidszorg en schade aan onroerend goed en landbouwgebieden. Een belasting op CO2 kan verdere opwarming van de aarde mee helpen voorkomen.
In de klimaatovereenkomst van Parijs van 2015 zijn landen overeengekomen om de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 °Celsius boven pre-industriële niveaus te houden. Elk land heeft zijn eigen nationale bijdrage bepaald, die aangeeft hoeveel het zal bijdragen aan die wereldwijde inspanning. Landen moeten vervolgens beslissen welke beleidsinstrumenten ze gebruiken om hun doelen te bereiken.
CO2-belastingen zijn een instrument waarover overheden kunnen beschikken om hun uitstoot te verminderen en hun klimaatdoelstellingen te halen. Zo’n belasting kan een reeks aan beleidsdoelen ondersteunen. Het beperkt uitstoot van CO2 maar stimuleert bijvoorbeeld ook energie-efficiency en duurzame opwek.
Een CO2-belasting wordt gedefinieerd als een belasting die expliciet een prijs op de uitstoot van broeikasgassen zet. Meestal is dat een bepaald bedrag per ton CO2-equivalent.
CO2-belasting kan op verschillende manieren worden toegepast; bijvoorbeeld direct op fossiele brandstoffen zoals olie, benzine, aardgas en kolen, afhankelijk van hoeveel CO2 ze uitstoten. Het kan ook worden toegepast op gemeten emissies van energiecentrales, fabrieken of zelfs auto’s.
Hoewel een CO2-belasting op brandstoffen kan worden geheven, verschilt deze van andere brandstofbelastingen. Deze laatste zijn meestal niet gebaseerd op de CO2-emissies van elke brandstof en hebben de neiging zich primair te concentreren op het genereren van overheidsinkomsten. Een CO2-belasting is echt specifiek ontworpen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
Een belangrijk voordeel van een CO2-belasting is dat ze een fundamenteel probleem in onze economie aanpakt. Wanneer marktspelers goederen of diensten uitwisselen, voeren ze vaak economische transacties uit die de uitstoot van broeikasgassen stimuleren. Deze emissies zorgen op hun beurt voor klimaatverandering. Het fundamentele probleem ligt in het feit dat klimaatverandering kosten met zich meebrengt voor iedereen in de samenleving, inclusief degenen die geen deel uitmaken van de economische transacties die het hebben veroorzaakt.
Het negatieve effect van markttransacties op partijen die niet betrokken zijn bij de transactie, wordt een externaliteit genoemd. Klimaatverandering wordt als een enorme externaliteit beschouwd. Een persoon die vandaag is geboren, zal bijvoorbeeld de kosten moeten dragen van door het klimaat veroorzaakte negatieve effecten, zoals frequentere tropische stormen, ook al is ze niet verantwoordelijk voor de emissies die het gevolg zijn van economische activiteiten vóór haar leven.
Een manier om externe effecten te verminderen is door overheidsmaatregelen. In het bijzonder kunnen regeringen de hoeveelheid broeikasgasemissies die voortkomen uit economische transacties belasten. CO2-belastingen sturen een prijssignaal naar marktspelers door rekening te houden met de maatschappelijke kosten van emissies, met als gevolg een vermindering van de vraag naar goederen en diensten die dergelijke emissies produceren.
De geïnde inkomsten kunnen worden gebruikt ten behoeve van de hele samenleving (lees ook deze blog >). Het liefst gericht op het voorkomen van verdere klimaatverandering. Bijvoorbeeld door mitigatiemaatregelen te ondersteunen zoals herbebossingsprogramma’s of technische innovaties voor energie-efficiency en duurzame opwekking. Ook kunnen specifieke kwetsbare groepen geholpen worden met aanpassingsmaatregelen, zoals kennisoverdracht en capaciteitsopbouw voor kleinschalige boeren.
Sinds het begin van de jaren negentig al zijn CO2-belastingen van kracht. Finland nam als eerste een dergelijke belasting in 1990 aan. Deze belastingen waren eerst geconcentreerd in de energiesector en konden ‘meeliften’ op bestaande administratieve systemen voor accijnzen op brandstoffen.
Sinds het einde van de jaren 2000 is er een hernieuwde en groeiende belangstelling voor CO2-belasting. Deze heropleving is het gevolg van een versterkte wereldwijde ambitie om de opwarming van de aarde aan te pakken. Tegenwoordig wordt steeds meer erkend dat alleen gecoördineerde actie door alle landen samen het probleem effectief kan aanpakken.
Momenteel zijn er in 27 landen of regio’s CO2-belastingen van kracht, en er zullen er nog twee in werking treden. In totaal dekken ze ongeveer 5% van de jaarlijkse wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.
Er zijn verschillende beleidsinstrumenten beschikbaar die externe effecten kunnen aanpakken. Om te bepalen of CO2-heffingen het juiste instrument zijn, is het nuttig om ze te vergelijken met de alternatieven, zoals command-and-control-voorschriften, subsidies of emissiehandelssystemen (ETS).
Emissiehandel (ETS) is een marktinstrument waarmee bijvoorbeeld de Europese Unie de uitstoot van broeikasgassen kosteneffectief wil verminderen. Emissiehandel is de handel in emissierechten, die het recht geven om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Vragers en aanbieders handelen in emissierechten en zo komt een CO2-prijs tot stand. Emissiehandel werkt volgens het ’cap and trade’ principe. Binnen een ETS is een plafond van emissierechten beschikbaar dat gelijkstaat aan de totale toelaatbare CO2-uitstoot, de ‘cap’. Het emissieplafond is afgeleid van de reductiedoelstellingen die een rechtsgebied wil bereiken en gaat geleidelijk omlaag, waardoor de totale uitstoot daalt. In 2020 moet bijvoorbeeld de uitstoot van sectoren die vallen onder het Europese ETS 21% lager zijn dan in 2005.
De instrumenten die worden gebruikt om externe milieueffecten aan te pakken, kunnen ook worden onderscheiden door te kijken naar hoe ze de kosten verdelen – wie betaalt wat en waarvoor?
In deze context zijn twee soorten kosten relevant. De meest voor de hand liggende zijn de kosten van reductie, dat wil zeggen de kosten van het verminderen van emissies. Beleidsprogramma’s brengen emissies echter zelden direct naar nul, dus er zijn ook kosten verbonden aan de nog niet te reduceren emissies. Die veroorzaken immers schade aan de samenleving. De verdeling van deze twee soorten kosten verschilt per beleidsinstrument.
ETS’s met vrij toegewezen emissierechten zorgen ervoor dat de beoogde partijen betalen voor emissiereductie. Ze houden partijen echter niet verantwoordelijk voor de uitstoot die voorlopig nog overblijft en de schade die dat veroorzaakt. De maatschappij (of haar regering) draagt de sociale kosten van de nog niet gereduceerde uitstoot.
Aan de andere kant van het spectrum betalen partijen, onder een regeling zoals een CO2-belasting, niet alleen voor de vermindering van hun uitstoot, maar ook voor de uitstoot die nog overblijft.
De toewijzing van kosten is een continuüm van niet alleen een breed scala aan instrumenttypen, maar ook van veel verschillende manieren om individuele instrumenten te ontwerpen, met ontwerpen die leiden tot verschillende effecten in termen van kostenverdeling.
CO2-belastingen en emissiehandelssystemen trachten beide de uitstoot te verminderen door rekening te houden met de emissiekosten. Het primaire verschil tussen de twee is het controlepunt. Waar belastingen een prijs op emissies specificeren en vervolgens de markt in staat stellen de hoeveelheid emissies te bepalen, stelt een ETS de hoeveelheid in en laat de markt de prijs bepalen.
Over het algemeen bieden belastingen zekerheid over de koolstofprijs gedurende een bepaalde periode, vaak cruciaal om particuliere investeringen in emissiebeperking te vergemakkelijken. Een ETS kan meer zekerheid bieden over de mogelijkheid om een specifiek mitigatiedoel te halen, maar biedt minder zekerheid over de prijs.
Emissiehandel kan economische efficiencywinst opleveren door deelnemers in staat te stellen de goedkoopste kostenbeperkende opties in de verschillende sectoren te benutten. Dit veronderstelt echter goed functionerende markten met voldoende deelnemers.
In de praktijk verschillen CO2-belastingen en ETS’s aanzienlijk, met name op het gebied van prijzen. Dit is te wijten aan een aantal factoren, waaronder de locatie van de regelingen en de moeilijkheden die ETS’s hebben ondervonden bij het beheersen van de impact van marktvolatiliteit op prijzen. Dit kan echter veranderen naarmate ETS’s verdere maatregelen introduceren om de prijsvolatiliteit te beheersen.
Vanuit een administratief oogpunt: waar een CO2-belasting vaak kan worden gekoppeld aan een bestaande belastingdienst, vereist een ETS meestal een nieuwe administratieve structuur om het eigendom van emissierechten te volgen en af te dwingen. Deze voorwaarde maakt CO2-belastingen vaak geschikter voor rechtsgebieden die niet over de substantiële capaciteiten beschikken om emissiehandel te implementeren.
Om te bepalen of een CO2-belasting het juiste beleidsinstrument is om de mitigatiedoelstellingen van een rechtsgebied aan te pakken, is het belangrijk voor beleidsmakers om na te denken over hoe het zich verhoudt tot de andere beschikbare instrumenten op een algemeen niveau.
CO2-belastingen moedigen uitstoters in het algemeen aan om in innovatie te investeren en informatie te zoeken over beschikbare schonere technologieën. Ze lossen echter niet noodzakelijk de fundamentele problemen op die leiden tot bijvoorbeeld onderinvestering in onderzoek.
CO2-belastingen stellen marktpartijen – consumenten, producenten en investeerders – in staat om te beslissen hoe de uitstoot het beste kan worden verminderd. Belastingverplichtingen zijn alleen gebaseerd op het werkelijke emissieniveau.
In hun puurste vorm vereisen belastingen op CO2 dat uitstoters betalen voor de kosten van het verminderen van emissies en ook voor de emissies die resteren. Als een fabriek besluit om de uitstoot met de helft te verminderen, moet hij betalen voor alle nieuwe technologieën of praktijken die hij moet gebruiken om die verlaging te bereiken én belasting betalen over de resterende uitstoot.
Het Klimaatplein voerde een testcase met CO2-beprijzing uit bij 15 mkb-bedrijven. Lees hier welke maatregelen deze bedrijven hebben genomen om de uitstoot van CO2 te verminderen >
Geen enkel beleid kan alle problemen in één keer oplossen. CO2-belastingen maken dus vaak deel uit van een grotere mix van klimaat- en energiemaatregelen. Deze mix kan maatregelen omvatten zoals: door de overheid gefinancierd onderzoek, technologienormen met betrekking tot industriële energie-efficiëntie, brandstofefficiëntie of eigen elektriciteitsopwekking.
Overheden combineren beleidsinstrumenten om verschillende redenen, sommige gemotiveerd door goed beleid, sommige versneld door omstandigheden.
Het is belangrijk om te begrijpen hoe deze instrumenten elkaar kunnen aanvullen, overlappen en zelfs tegenwerken. Hoewel het in de praktijk soms moeilijk is om deze effecten te isoleren, kan het onderscheid toch nuttig zijn.
Een goede beleidsmix zal op zijn minst alle belangrijke onderliggende kwesties op een complementaire manier proberen aan te pakken. Wanneer een CO2-belasting wordt aangenomen, is deze ingebouwd in een bestaand belastinginkomstenstelsel dat veel verschillende instrumenten omvat. Denk aan inkomstenbelastingen, vennootschapsbelasting en brandstofbelastingen. Binnen een enkel land kunnen deze instrumenten belastingen omvatten die op verschillende niveaus worden geheven, variërend van nationaal tot lokaal niveau, en weerspiegelt economische en beleidsdoelstellingen. Bij het overwegen van de invoering van een CO2-belasting is het daarom belangrijk om te begrijpen hoe de belasting kan integreren met andere elementen van het begrotingsbeleid.
Met dank aan de Wereldbank die informatie verzorgde voor deze blog.